inzetten (aanbrengen of beginnen)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Het is in die periode dat de gemeenten meer personeel inzetten.

We moeten ook veel meer inzetten op duurzaamheid.

Dat zou kunnen verklaren waarom de piloten een snelle daling hadden ingezet.

Ze praat door terwijl de band een tussendoormuziekje inzet.

Zet uw geld in op een van de overblijvers.

De herder zette uiteraard onmiddellijk de achtervolging in.

Steevast zette het publiek applaus in op verkeerde momenten.

Er werden vijftien bootjes ingezet om de vogels te vinden.

Aan de kust zullen zestien extra krachten ingezet worden.

Zet in met zomerheide en bosjes tijm.

De politie zette traangas in en vuurde rubberen kogels af.

Toen de zanger solo op akoestische gitaar een nummer inzette, werd hij overstemd door luid pratende toeschouwers.

Daarmee zet hij een opmerkelijke bocht in.

Ook blijft de provincie inzetten op Europese projecten.

De jacht op zwart geld is wereldwijd ingezet.

Ze zetten onmiddellijk zwaar geschut in: een referendum voor een verbod.

Om dat te bereiken wordt momenteel vooral ingezet op een hogere gasproductie.

Toen deze scenario's niet uitkwamen, zette de euro een stijging in, vanmorgen tot bijna 1,30 dollar.

De politie had zo'n duizend man ingezet.

Niet eerder werd een huurmoordenaar als kroongetuige ingezet.

Daarna zetten acht cellisten en een fluitist dreigende muziek in.

Vroeger werden de paarden ingezet om het veld te bewerken op het witloofbedrijf.

De school zet ook in op het uitbreiden van de woordenschat.

Welke zaken pak je op en welke middelen zet je in?

Er worden geen gevechtsvliegtuigen tegen de bevolking ingezet.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

band

gemeente

gokker

groep

kabinet

land

leger

mens

minister

organisatie

(12 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

aanval

achtervolging

agent

bus

camera

drone

geld

helikopter

instrument

kennis

(19 meer)

pronomen

alles

dat

deze

die

haar

hem

hen

het

meer

mij

(4 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

actief

bewust

breed

effectief

efficiënt

extra

flexibel

fors

goed

hard

(15 meer)

prepositiegroep

op:

manier

moment

plaats

schaal

terrein

wijze

tegen:

betoger

bevolking

burger

demonstrant

hen

mens

rebel

bij

in

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

op:

aanpak

activering

controle

duurzaamheid

energie

groei

innovatie

kwaliteit

maatregel

markt

(10 meer)

predicatieve aanvulling

pronomen

zelf

prepositiegroep of conjunctiegroep

als:

instrument

middel

wapen

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij inzetten?

blijven

durven

gaan

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

zullen

bijzin ingeleid door

om te

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.